|
Op deze pagina is overgenomen het tekstgedeelte van de reportage over Hr.Ms. Karel Doorman uit de Katholieke Illustratie van 15 januari 1955 getiteld “Actie en spanning”. Behoort bij de foto-serie “Actie en spanning”.
Anker en propeller.
Deel 2 “Actie en spanning”
Vier Avengers zijn teruggekeerd van een speurtocht boven de oceaan en cirkelen om Hr Ms Karel Doorman, wachtend op toestemming om te landen. Zij zullen nog even geduld moeten hebben. Het vliegprogramma, dat tot in de puntjes is vastgesteld, vermeldt precies het uur, waarop de toestellen, die aan dek gereedstaan, moeten starten. Daarna is het platform vrij en kunnen de Avengers landen. De vliegdienst is volop in actie. Teamcaptains in gele vesten dirigeren met groteske gebaren de kisten naar hun startplaats. Vliegdekofficier luitenant ter zee vlieger Moekardanoe ontbloot in een brede lach zijn witte tanden en werpt het hoofd uitdagend in de wind. Soms is het, alsof hij een solodans uitvoert, waarbij hij met lichte tred de meest ingewikkelde figuren maakt. Er heerst een vreemde, prikkelende opwinding aan boord. Het schip vaart sneller en een sterke luchtstroom rukt aan broekspijpen en mouwen. Jongens rennen gebogen tegen de wind in naar de "loges" aan weerszijden van het vliegdek. Een stem uit een luidspreker spoort aan tot opschieten en motoren beginnen opeens met luid geronk te draaien. De heer Moekardanoe zwaait met rode en groene vlaggetjes. Hij bukt, springt op, beschrijft met gestrekte arm de figuur van een kurketrekker en geeft aldus seinen aan de helicoptervlieger, die al in zijn glazen koepel zit.
De heer Moekardanoe en alle andere mannen, die gele vesten dragen, zijn verantwoordelijk voor de manoeuvres van de vliegtuigen aan dek. Zij helpen de vlieger, die in de cockpit zit en zelf niet kan zien, wat er rondom zijn toestel gebeurt. Met arm- en vlaggeseinen geven zij aan of het toerental van de motor moet worden opgevoerd en wanneer de kist geheel klaar is voor de start. Achterwaarts voor de vliegtuigen uitlopend geleiden zij de toestellen naar de plaats, waar gestart of geparkeerd moet worden. Hun zorgen strekken zich ook uit over het dek, waarop allerlei maatregelen getroffen moeten worden.
"Go!" sist de heer Moekardanoe tussen zijn tanden. Alles is nu in orde en hij geeft het startsein. Jongens trekken de blokken weg en rennen in gebogen houding onder de zoevende draagschroef door. De helicopter Delilah veert even op de vier kleine wielen, neemt een koddig sprongetje en verheft zich in de lucht. Enige tellen later wordt zij gevolgd door Cleopatra en samen betrekken zij de wacht boven een woelige zee om direct te kunnen toeschieten, wanneer onverhoopt een vliegtuig in de golven mocht storten.
Kapitein-luitenant ter zee vlieger P. van Waart, hoofd van de vliegdienst, is de grote regisseur van dit bonte schouwspel. Hij staat op de smalle vliegbrug, een uitbouw van de navigatiebrug op het eiland, die zich tamelijk hoog boven het dek verheft. Vanaf deze waarnemingspost kunnen hijzelf en zijn rechterhand, luitenant ter zee vlieger der 1e klasse A. Bruinsma, de gebeurtenissen aan dek leiden en volgen. Door middel van een luidspreker, telefoonverbindingen en spreekbuizen geven zij hun orders.
Aanvankelijk wordt men getroffen door een schijnbare ordeloosheid, als men neerkijkt op het gekrioel over het platform. Behalve de felgele vesten ziet men een kleurige verscheidenheid van linnen petjes: groene, blauwe, witte en rode. Stijf in een asbestpak geperste mannen staan als wezens van een andere planeet onbeweeglijk toe te kijken. En de vliegers in hun dikke overalls, de smalle gezichten onder de koepel van hun grote helm, lopen met zwemvesten om de schouders naar hun machines. Die asbestmannen behoren tot de brandploeg en de kleurige petjes maken het mogelijk direct te zien, tot welke andere groepen van de vliegdienst de dragers behoren. Onder hen zijn verschillende "paaien", jongens, die bijvoorbeeld de blokken wegtrekken bij de start; liftpaaien, die werkzaam zijn bij de grote liften tussen dek en hangar; haak- en hulppaaien voor andere werkjes. De vliegdienst, die bestaat uit bijna vierhonderd man van het schip en de squadrons, is een soepel werkende organisatie, verdeeld in tal van speciale diensten.
Op het vliegdek wordt het nu plotseling stiller. Het schip is in de wind gedraaid, zodat de stijve bries recht op het voordek inkomt en een sterke luchtstroom over het platform stuwt. Becijferingen en ervaring hebben geleerd, dat een windkracht van dertig mijl, die recht over het dek blaast, de gunstigste resultaten geeft bij starten en landen. Geeft de windmeter een snelheid aan van tien mijl, dan worden in de machinekamer de vuren opgestookt en verhoogt de Doorman zijn vaart tot twintig mijl, zodat de vereiste windsterkte wordt bereikt. Het kan dus gebeuren, dat bij bladstil weer, schijnbaar een gunstige omstandigheid om te vliegen, de toestellen in de hangars moeten blijven, omdat de maximumsnelheid van het schip maar vijfentwintig mijl bedraagt. De startbaan is zo kort, dat de natuurkrachten een handje moeten helpen om de vliegtuigen, die altijd tegen de wind in starten en landen, omhoog te stuwen.
Dit is het ogenblik van de hoogste spanning, zelfs voor vliegers met een grote ervaring, zoals bijvoorbeeld de commandant van squadron IV, de heer van Ledekerken, die tijdens ons verblijf aan boord zijn driehonderdste deklanding maakte! Tweehonderdtien meter lang en nog geen dertig meter breed is dit drijvende vliegveld, een zwarte stip in de oneindigheid van een wereldzee. Het is klein. Bovendien ligt er altijd een grillige zee op de loer, die met onverhoedse aanvallen het schip angstwekkend kan doen hellen of het achterschip meetrekt in een golfdal, precies op het ogenblik, dat de landingswielen als twee onzekere handen tasten naar houvast. Er staat een vrij zware deining. Op het voordek, vanwaar de groene Seafuries zullen wegspringen voor hun pijlsnelle vlucht, wordt de catapult in orde gemaakt.
Er lopen een paar korte rails naar de rand van het dek, waartussen een gele plak voortglijdt als een slee. Straks zal die plak opeens over de rails suizen, het vliegtuig aan een kabel achter zich aan sleuren en op de rand van het voordek loslaten. De catapultinstallatie bewijst goede diensten bij het starten van vliegtuigen. Het mechanisme werkt als een reusachtige vuist, die met één ruk de zware toestellen op een korte afstand -circa veertig meter –zoveel snelheid geeft, dat zij in de lucht blijven en kunnen optrekken. Aan de rand van het dek, aan bakboord, hangt een smal balkon, waarin handels, drukmeters en andere apparaten zijn aangebracht. De mannen, die voor bediening van de catapult zorgen, schuilen er in weg, de ogen beschermd door grote motorbrillen. Alleen hun hoofd steekt boven het dek uit.
Vier Seafuries zullen met de catapult worden weggeschoten. Diep in het schip suist en ronkt het nu in de speciale catapultmachinekamer. Vloeistoffen worden samengeperst in cylinders, terwijl in zwaar gepantserde tanks de luchtdruk stijgt en stijgt tot de hoogst mogelijke spanning. Op zeker ogenblik zal het evenwicht tussen vloeistof- en luchtdruk verbroken worden. Dan klinkt een zware zucht, gevold door een daverende slag. Grote wielen en kabels komen in beweging en deze snelheid, door een vernuftig systeem achtmaal vergroot, zal overgebracht worden op de installatie aan dek.
Dit ogenblik breekt nu weldra aan. Reeds stormt de wind met grote kracht over het schip, overalls bollen en fladderen en de witte propeller van de Seafury draait sneller. Ook hier is een vliegdekofficier present. Hij zwaait met de armen en staat wijdbeens, de voeten stevig op de grond geplant om niet van het dek te worden geblazen. De propeller jaagt steeds wilder rond, met oorverdovend lawaai. Achter het glas van de cockpit zit de vlieger, stijf als een pop. Een man drukt heel zijn lichaam tegen de propellerstorm in en houdt met afgewend hoofd met beide handen een beschilderd bord omklemd. Hij heft het moeizaam op in de richting van de cockpit. De vlieger knikt. Het bord vermeldt een viertal handgrepen en controles, die uitgevoerd moeten worden voor de start. Zij zijn de vliegers ingescherpt, maar in de spanning van het ogenblik zouden zij ze kunnen vergeten.
De wijzer op de drukmeter slaat langzaam uit. Op de vliegbrug wordt een groen vlaggetje in een houder geklemd. De catapultofficier, een jonge luitenant ter zee vlieger, die verantwoordelijk is voor het technische gedeelte van deze start, gespt een zwartwit gestreepte vliegkap om het hoofd. Hij draagt geen bril. Daarom hebben zijn ogen vaak dat zonderling roodachtige waas van iemand, die te lang onder water gezwommen of uren achtereen in een stormwind gewandeld heeft. En het stormt hier nu om bang van te worden. De 2700 pk-motor van de Seafury draait op volle kracht en de dol geworden propeller, alleen nog maar zichtbaar als een vage cirkel, is het centrum van een kleine orkaan. De vliegdekofficier heeft het toestel "vrij" gegeven en het laatste woord is nu aan de catapultofficier. Deze staat schuin voor het vliegtuig, schuddend als een boom in de wind, alle zintuigen gescherpt en een vlag in de hand. De blokkenpaaien liggen gekromd op het dek en trekken met een ruk aan het touw, dat aan de stutten is bevestigd. Wielen vrij! De gele slee ligt nog roerloos tussen de wielen van het vliegtuig, dat er met een kabel aan bevestigd is. Dan geeft de officier het sein. Hij duikt in elkaar en laat zich op zijn knieën vallen, het hoofd gebogen. Op hetzelfde ogenblik stormt het loeiende geweld van motorgeronk en wind over hem heen. De slee schiet vooruit tussen de rails en sleept het toestel mee. Op het laatste nippertje valt de kabel terug op het dek. De kist, die door deze aanloop een snelheid heeft gekregen van ongeveer honderdtwintig kilometer per uur, trekt langzaam op en de slee glijdt terug naar het punt van uitgang.
Er is echter geen ogenblik van rust. Met korte tussenpozen worden ook de drie andere machines als stenen van het dek geslingerd. Daarna richt de aandacht zich op vier toestellen op het achterdek, die in een vrije start het schip zullen verlaten. Het dreunen van hun motoren wordt opgevoerd tot een oorverdovend lawaai. Overal op het dek ziet men de haastige beweging van mensen, die de vingers in hun oren drukken. Langzaam glijden de toestellen voorbij, in uiterste krachtsinspanning vechtend tegen de zwaartekracht. Aan het einde van hun baan, nauwelijks tweehonderd meter lang, schijnen zij even te wankelen boven de golven; daarna trekken zij geleidelijk aan opwaarts uit hun horizontale vlucht.
Dicht bij de staart van de Avenger is een klein venster, dat wordt afgesloten met een leren gordijn. Daarachter zit een man in de diepste duisternis, die uren achtereen zijn ogen gericht houdt op een soort radarscherm, speurend naar de minuscule vlekjes, die hem periscopen van onderzeeboten verraden. Het ingenieuze apparaat, dat hem deze lichtende stipjes openbaart, is verborgen in een stalen uitwas tussen de wielen, die heel plastisch puist wordt genoemd. In samenwerking met een Seafury, die niet is voorzien van dit apparaat, gaat het toestel een speurtocht ondernemen. Er is een nauw contact tussen jagers en verkenners.
De start van de vier machines is goed gelukt, ondanks de sterke deining. Maar nog is er geen ogenblik van verademing, want de vier Avengers, die zijn teruggekomen, moeten nog oplanden, zoals dat aan boord heet. Mannen in overalls rennen naar hun plaatsen in de catwalks aan weerszijden van het dek, als gealarmeerde soldaten, die in loopgraven duiken. Zij hebben een taak bij de hulpverlening, indien zich ongelukken dreigen voor te doen. De batsman neemt plaats op het uitgebouwde platform aan bakboord van het achterschip. Hij is een van de belangrijkste personages aan boord. Op de Doorman wordt meestal gebat door luitenant ter zee vlieger jhr A. W. v. d. Brandeler, maar twee andere vliegerofficieren verstaan dit werk eveneens. Met een vaste code van seinen helpen zij de vlieger aan dek. Op hun dikke overalls zijn gekleurde stroken gehecht, die over mouwen en broekspijpen lopen en elkaar op borsthoogte ontmoeten. De stroken zijn gemaakt van lichtgevende stof, zodat de vlieger, die van plan is te landen, onmiddellijk kan zien, wie de batsman is.
Het is nu zover. Met een paar werktuigen, die aan pingpong-bats doen denken, of gebruik makend van een soort wafelijzer, bezet met repen gekleurde en lichtgevende stof, geeft hij zijn signalen aan de vlieger, die met zijn kist een grote bocht beschrijft en aan bakboordzijde terugkomt om met een wijde boog op het achterschip toe te vliegen. Een hoge, lange deining wiegt het schip met zware uitslagen in de lengterichting op en neer. Dit stampen is zeer verraderlijk. Het kan gebeuren, dat het hoogteverschil tussen een duikend en opkomend achterschip een kleine tien meter bedraagt.
De batsman voelt het schip onder zijn voeten bewegen. Hij seint met snelle armbewegingen en heel zijn lichaam seint mee. Hij ziet, voelt en berekent bliksemsnel, terwijl het vliegtuig op hem toestormt. Is het verantwoord om mens en machine “aan te nemen”? Voelt hij juist niet, hoe het schip zijn achterste plechtig omhoog duwt of op het punt staat weg te glijden op de glooiing van een diep golfdal? Het toestel is nu al zó dichtbij, dat de vlieger zo dadelijk mag rekenen op het teken “gas dicht”. Hij ziet alleen maar de batsman en heeft geleerd om blindelings op diens seinen te vertrouwen. Bij iedere landing komt weer dat ogenblik, waarop hij zijn machine gehoorzaam neerdrukt in de leegte, terwijl er niets om hem heen is dan water en lucht. Op dat ogenblik ziet hij zelfs de batsman niet meer. Hij is alleen en heeft zijn lot in handen gegeven van de seinende figuur op het dek.
Iedereen houdt de adem in. Dwars over het achterschip liggen met ongeveer acht meter tussenruimte tien zware staaldraadkabels gespannen; ze steunen op kleine jukken midden op het platform, die hen een handbreed boven het dek verheffen. En onder de staart van het dalende toestel slingert een haak, gereed tot grijpen. Zodra de machine neerstrijkt, klampt die dekhaak zich aan zo'n vangkabel vast, waarna de staaldraad onder de geweldige druk, die ontstaat, zich uitrekt en in een grote V -vorm tot schier barstens toe gespannen wordt. Een speciaal mechanisme, afgesteld op het gewicht van het landende toestel en werkend met glycerine in cylinders, is nodig om dit remsysteem te laten functionneren.
De vliegtuigen komen binnen met een snelheid van ongeveer honderdvijftig kilometer per uur. Omdat echter het schip, waarop zij landen, in hun vliegrichting vaart, wordt die snelheid feitelijk gereduceerd met het aantal knopen, dat de Doorman loopt. Deze vermindering bedraagt evenwel nooit veel meer dan twintig mijl, ongeveer vijfendertig kilometer. Het kan gebeuren, dat een toestel door onverwachte bewegingen van het schip bij de landing te veel opveert en als een kangoeroe over het dek blijft springen, zonder dat het er in slaagt ook maar één van de tien vangkabels te grijpen. In dat geval is een "crash" (neerstorten) bij zo'n "doorschieter" niet meer te voorkomen. De grote snelheid wordt dan abrupt geremd door de barriers, versperringen van gevlochten staaldraad, die ter hoogte van het eiland als een hek dwars over het dek zijn gespannen en evenals de staaldraadkabels bediend worden door de mannen in de catwalks. Wanneer een vliegtuig veilig is geland, is er echter slechts één handbeweging nodig om deze barriers plat over het dek uit te spreiden, zodat het toestel er rustig overheen kan rijden om op het voordek te worden geparkeerd. Daarna gaan zij direct weer omboog, want de barriers beschermen ook de geparkeerde vliegtuigen tegen eventuele doorschieters, die enorme schade zouden kunnen aanrichten en bovendien het gevaar lopen in zee te storten.
Zodra de haak een kabel heeft gegrepen en het toestel tenslotte tot stilstand is gekomen, snellen de paaien toe om kabel en dekbaak te scheiden. Een dirigeerder komt trappelend van haast naderbij en maakt bewegingen of hij de kist met eigen hand opzij wil smijten. De barriers klappen neer en het toestel taxiet er overheen. Dan rijst de versperring weer op en als alles goed verloopt, landt binnen één minuut het volgende vliegtuig.
Dit schijnt ook nu te gebeuren, maar op het ogenblik, dat de batsman met een geweldige zwaai zijn laatste sein zal geven, neemt het achterschip een onverwachte duik. Met een snelle beweging en gerekt lichaam geeft de batsman het signaal, dat afzwaaien wordt genoemd. Het is een afwerend gebaar, waarbij hij snel de armen kruiselings beweegt, zodat de bats een boog beschrijven. De vlieger is reeds angstwekkend laag gekomen en heeft zijn gas afgesloten. Op dit nieuwe gebaar reageert hij snel. De motor brult weer met hernieuwde kracht, de uitlaatpijp vlamt en stoot vonken uit en met indrukwekkende kracht trekt een snel wentelende propeller de zware kist weer omhoog voor de volgende ronde. De man achter de stuurknuppel, die zo laag over het schip jaagt, dat men onwillekeurig bukt, klemt de lippen vast opeen. Op dergelijke ogenblikken wordt veel zelfbeheersing gevraagd van een carriervlieger. Dit is geen werk voor mensen met zwakke zenuwen. Bij ongunstige weersomstandigheden kan het gebeuren, dat een toestel zes-, zevenmaal wordt afgezwaaid. Telkens weer is de vlieger tot het uiterste gespannen, als hij gereed is voor de sprong op het platform.
Het minst opvallend, maar daarom nog niet het minst belangrijk in dit "grande spectacle", is een klein vertrek onder de brug, op gelijke hoogte met het vliegdek. Er staat een man met hoofd en schouders in een miniatuurerker, die als een glazen kistje in de wand is gebouwd. Hij geeft de leiding aan de vliegtuigcentrale, het zenuwcentrum van deze dienst, vanwaar dit bonte gewemel op het dek en daaronder, in de hangar, wordt bestuurd. Er hangt een groot aantal telefoons; er zijn spreekbuizen, die in contact staan met de vliegbrug en andere belangrijke posten, zoals de hangar, de catapultbediening en de machinekamer. Ieder vliegtuig heeft hier een eigen dossier, dat door vliegers en mecano's wordt ingevuld, en rode driehoekjes op een wandbord geven aan, welke toestellen gereed zijn voor gebruik. Een speciaal verbindingssysteem met de grote machinekamer bericht zonodig de mannen diep in het schip, dat schoorsteenrook hinderlijk over het dek slaat, terwijl er bij een crash aan dek direct contact met de scheepsbeveiligingsdienst is en er een rookverbod wordt uitgevaardigd. Groene, piramidevormige blokjes op een groot bord vertellen van elk vliegtuig, hoe het staat met benzinevoorraad, bewapening, radar enzovoort. Ook de bediening van de liften wordt hier geregeld en men heeft er voorts een plattegrond van de hangar waarop met vetpotlood wordt aangegeven, hoe de vliegtuigen staan geparkeerd.
Het armst aan actie is schijnbaar een geheimzinnig, schemerig verblijf, dat vliegtuigdirectiecentrale wordt genoemd. Hier worden de machines op hun tochten gevolgd en geleid; er is voortdurend draadloos contact met de formaties, die misschien honderden kilometers verder door het luchtruim snellen. Dit contact is voornamelijk gericht op een doelmatige taakvervulling in oorlogstijd. De posities van vijandelijke schepen en vliegtuigen worden met vernuftige apparaten opgespoord en doorgegeven aan de vliegers van de Doorman. Deze verbindingsdienst is een grote organisatie, die beschikt over dure instrumenten en apparaten en als het ware bekroond wordt door het radiobaken, een metalen schijf, die langzaam ronddraait hoog op het eiland. Hiermee wordt een bepaalde letter uitgezonden, die de vliegers de weg naar hun moederschip gemakkelijker doet vinden. In het schemerduister van deze centrale ziet men mannen gebogen over lichtende schermen en plotborden. Er wordt weinig gesproken en over de finesses van deze dienst kunnen wij ook weinig vertellen, omdat de toegang er eigenlijk "streng verboden" is en de deur het veelzeggende opschrift draagt:
"Hier zijn dingen ongedacht, Voor u zo duister als de nacht. Daarom gelden hier de wetten: Onbevoegden er uit te zetten."
Daar kunnen wij alleen maar het zwijgen toe doen !
|