|
Op deze pagina is overgenomen het tekstgedeelte van de reportage over Hr.Ms. Karel Doorman uit de Katholieke Illustratie van 29 januari 1955 getiteld “Werk en ontspanning.” Behoort bij de foto-serie “Werk en onspanning”.
Anker en propeller.
Deel 4: “Werk en ontspanning”
Onder een stokersverblijf, in een klein vertrek naast het postkantoor, zit het hoofd van de sleutelkamer verdiept in een spannende roman. Op grote borden aan de wand schommelen de honderden geregistreerde sleutels zachtjes mee op de deining. De sleuteladministratie is weer een voorbeeld van de tot in het kleinste detail doorgevoerde ordening aan boord van Hr Ms Karel Doorman. Maar ook voor de opvarenden gelden strikte bepalingen. In vele dossiers, in conduite- en aantekenboekjes vindt men hun hoedanigheden, diploma's, brevetten en ondergane straffen evengoed als hun physische toestand, uitgebreid beschreven.
De huisvesting is om hiërarchische redenen in drieën verdeeld. Op het achterschip wonen de officieren, vóór de onderofficieren en in het midden de bemanning. Het bezit van een eigen hut is een voorrecht. De meeste onderofficieren delen hun verblijf met vele anderen. Zij hebben echter de beschikking over een vrij grote eetzaal, die tevens als recreatieruimte dienst doet en is voorzien van een kleine bar. Op het achterschip slapen de meeste officieren in tweepersoonshutten. Zij hebben daarin geen eigen douche of wasbak en het enige dat wat huiselijkheid in hun stalen kamer brengt, is een schemerlampje. dat een moderne binnenhuisarchitect beslist als oerburgerlijk zou betitelen. De huisvesting op een oorlogsschip blijft in alle rangen ten achter bij die op een handelsvaartuig. Men aanvaardt dit tenslotte echter als vanzelfsprekend: het leven in elkaars samenzijn en de beperking van de persoonlijke voorkeur zijn een feit op alle oorlogsschepen ter wereld. De officieren zien elkaar driemaal per dag in de grote eetzaal en verder in de daartegenover gelegen longroom, waar met groen leer beklede banken en enkele fauteuils een gemakkelijk zitje bieden aan een deel van hen. De anderen scharen zich rondom de bar; iemand bespeelt de piano en men drinkt, leest, praat of speelt bridge, tot het tijd wordt om naar de kooi te gaan. Het gedwongen samenzijn vangt '8 morgens direct weer aan in de waslokalen en aan de ontbijttafel.
Wij hebben in een vorig artikel reeds geschetst, hoe onder de commandant hoofden van dienst werkzaam zijn, die afdelingen leiden, welke zich in afdalende lijn steeds meer vertakken. De verblijven voor de manschappen en korporaals, ongeveer midscheeps, zou men kunnen beschouwen als een reservoir van arbeidskrachten. Meer dan duizend men sen zwermen 's morgens uit om aan het werk te gaan, nadat zij hun hangmatten hebben opgerold en aan de ochtendschaft de nodige krachten hebben verzameld. Het werk aan boord is sterk afhankelijk van de vorm van paraatheid. De reewacht wordt ingevoerd, zodra het schip ligt gemeerd. Er wordt dan niet meer gedaan dan noodzakelijk is om de huishouding te laten functionneren. Bij zeewacht is er sprake van een normale dienst en de oorlogswacht, die wij meemaakten tijdens een oefening, houdt de helft van de bemanning voortdurend in touw. Zes uur op, zes uur af vergt een vrij grote inspanning van alle opvarenden en houdt heel dit gecompliceerde apparaat in vol bedrijf.
De bemanning aan boord van een oorlogsschip is in de regel nauw behuisd en op de Doorman is de accomodatie niet ideaal. Het slapen in hangmatten bespaart ruimte. 's Avonds om tien uur gaat het licht uit. De hangmatten zijn dan al opgeknoopt in de dagverblijven, boven de tafels en kasten, in de gangen en op elk plekje, dat er zich maar voor leent. Als 's morgens het signaal "Overal" wordt geblazen, zijn de geuren van de nacht echter niet bepaald aangenaam in deze grote slaapzalen. Terwijl de een nog met zijn blote voeten op tafel staat, begint men in een andere hoek reeds te dekken voor het ontbijt. Te meer, omdat de meeste verblijven niet in directe verbinding staan met de open lucht en men wel een luchttoevoer maar geen –afvoer heeft, is het beslist geen "frisse morgen" voor Janmaat.
Het is dit probleem - de huisvesting - dat de marineleiding overal ter wereld heel wat hoofdbrekens bezorgt. Er zijn echter plannen om Hr Ms Karel Doorman, die binnenkort op de helling gaat, van vaste kooien te voorzien en voor de maaltijden het Amerikaanse systeem in te voeren, waarbij aan de lopende band wordt opgediend in een soort cafetaria. Dit systeem zou een einde maken aan de aloude traditie van het "baksgewijs". De honderden manschappen en korporaals aan boord van de Doorman zijn namelijk verdeeld over meer dan zestig "bakken", die ook buiten dit verband kleine eenheden vormen in het grote geheel. Aan het hoofd van iedere bak staat de oudste korporaal als baksmeester en hun factotum is het zeuntje, een matroos, die telkens voor zes weken wordt aangesteld om het eten af te halen en over de borden te verdelen, het verblijf schoon te houden, voor het komaliewant (bestek en dergelijke) te zorgen en tal van andere karweitjes op te knappen. De baksmeester, bijgestaan door een vice- baksmeester, is de raadsman en leider van de groep, die zo nodig langs de hiërarchische weg hun belangen bepleit.
Als 's morgens na de ochtendschaft het signaal "Baksgewijs aantreden" door de luidsprekers klinkt, treden de bakken aan voor een inspectie, waarbij onder andere netheid, orde en zindelijkheid op de proef worden gesteld. De baksmeester brengt rapport uit aan de bootsman en het gehele verloop van dit grootscheepse baksgewijs is een piramidevormige voortzetting van rapporten uitbrengen, totdat tenslotte de hoogste instantie is bereikt: de commandant. Zij, die zich aan het een of ander bezondigd hebben, komen op de lijst voor "parade". Op zeker uur van de dag klinkt door de luidsprekers de waarschuwing: "Het is nu tijd voor parade. Er wordt niet meer gepraaid (omgeroepen)." Dit is voor de overtreders het sein om voor de commandant te verschijnen, die hen persoonlijk op hun tekortkomingen wijst en zo nodig de straf bepaalt. Voor het handhaven van orde en tucht wordt gebruik gemaakt van de diensten der mariniers die zelfs de beschikking hebben over een echt politiebureau. In het ergste geval kan een weerspannige naar de gevangenis op het voorschip gebracht worden, waar vier kleine cellen door een cipier - gewapend met een stok - worden bewaakt. De langste celstraf is veertien dagen, met als uiterste verzwaring een rantsoen van water en brood. Het is bekend, dat bij de marine een vrij zware discipline geldt, die gedeeltelijk steunt op heel oude tradities. Zo kan men iedere avond om halfnegen getuige zijn van een rondgang door een officier, een marinier en een matroos. De matroos loopt voorop met een lamp en roept bij het betreden van een verblijf luidkeels: "Rond". De manschappen springen in de houding en de officier controleert of alles in orde is.
De veelomvattende leiding "vóór de mast" is via commandant en eerste officier opgedragen aan opperschipper J. Nels, een gebruinde, voor geen kleintje vervaarde chef d'equipage met zwart, krullend haar boven zijn donkere ogen. Hij woont in een kleine hut op het voorschip, dat gebouwd lijkt te zijn van geelgeverfde, blikken trommels, waartussen smalle gangetjes lopen.
Tussen "Overal", het sein waarmee de dag begint, en " Vastwerken", waarmee de werkzaamheden worden besloten, ligt een periode vol bedrijvigheid. Ook de schipper, de provoost en de bootslieden hebben in deze gemeenschap een belangrijke taak. Voor de verdeling van wachten en werkzaamheden is een uitgebreid systeem opgebouwd. Platvoet- en hondenwacht zijn nog altijd geijkte termen aan boord van de Doorman, maar de man die er voor wordt opgeroepen, is mogelijk een prima technicus, die alles weet van de ingewikkelde radarapparatuur of de vernuftigste zend- en ontvanginstallaties van de verbindingsdienst. De meeste van deze over vier wachtdivisies verdeelde zeelieden zijn gespecialiseerd in een vak, dat met het varen slechts zijdelings verband houdt. Zij leren nog wel touwsplitsen en -knopen, maar matrozen van de scheepsdienst, zoals buitenstaanders zich die voorstellen, zijn schaars. De Doorman is een schip, dat slechts per gratie een behoorlijke mast kan voeren. Jongens, die als katten in het want klimmen, in het kraaiennest een uitkijkpost hebben of balanceren op een touwladder, bestaan tegenwoordig alleen maar in zeeroversfilms en in de fantasie van de leek. De meeste manschappen verkiezen technische specialisatie, waardoor zij aan boord een gedegen opleiding krijgen voor hun latere leven. 's Morgens na het baksgewijs ziet men het overgrote deel afzwaaien naar hun werk bij de vliegdienst, de machinekamer of andere technische diensten en er blijft dan maar weinig dekpersoneel over.
Onder de officieren, onderofficieren en manschappen is betrekkelijk slechts een gering aantal, dat speciaal een taak heeft bij de navigatie. De brug, op ieder schip een duidelijk centrum, dat men met enig ontzag beschouwt, wordt hier geheel beheerst door de vliegdienst. De roerganger staat ergens beneden in het schip in een hokje zonder vensters. De brug zelf is echter ruim en licht. Meestal treft men er de commandant aan, die op een kleine houten stoel gezeten orders geeft en toeziet of en hoe de officieren hun plicht doen. Op het eiland is verder een grote plaats ingeruimd voor de verbindingsdienst, die uit tactisch oogpunt van het grootste belang is. Kleurige vlaggeseinen klapperen in de wind, grote seinlampen zenden in morse hun lichtflitsen uit en verrekijkers worden spiedend rondgedraaid. Het hart van deze verbindingsdienst vormen echter de enorme zend- en ontvanginstallaties. De radiotelefonische en -telegrafische contacten zijn nauwelijks aan grenzen gebonden en steeds volmaakter instrumenten komen ter beschikking.
In verband met de navigatie – en dit geldt hier in nog sterkere mate voor de vliegerij - is de meteorologische dienst aan boord van het grootste belang. De leider van deze dienst is luitenant ter zee van der Molen, die weleens schertsend een grossier in depressies wordt genoemd. De berichten, die voortdurend binnenkomen van weerschepen en -stations, worden op een grote weerkaart genoteerd. Uit de aldus verkregen kennis omtrent luchtdruk, windrichting, zeestromen, bewolking etcetera, stelt men de voorspellingen op. Vooral bij het vliegen, dat sterk afhankelijk is van de weersomstandigheden, bewijst de “Meteo” onschatbare diensten. Mist is wel de grootste vijand van de carriervlieger.
Terwijl op het eiland de navigators werken en de verbindingsdienst op volle toeren draait, terwijl de heer van der Molen zijn weerkaart tekent en het vliegbedrijf in volle actie is, doen honderden mensen hun werk op de verschillende verdiepingen in het inwendige van het schip. De scheiding in drie secties trekt geen scherpe grenzen, omdat de werkplaatsen, kantoren, centrales en andere ruimten overal verspreid zijn, hetgeen een tamelijk druk verkeer in de hand werkt. Overal hoort men de harteklop uit de twee machinekamers, waar het water sist in de ketels en een oorverdovend lawaai het spreken bijna onmogelijk maakt.
De Doorman, die een waterverplaatsing heeft van ruim dertienduizend ton, wordt voortgestuwd door twee schroeven, die het schip een maximumsnelheid kunnen geven van vijfentwintig mijl. De meest economische vaart, waarbij per dag nog altijd minstens honderdtien ton olie wordt verbruikt (tachtig gulden per ton), ligt rond de vijftien mijl. Wordt de machine tot de uiterste prestatie opgevoerd, dan vaart een geweldige siddering door het gevaarte en trilt en schokt alles. Bij oefeningen kan het gebeuren, dat de Doorman in het holst van de nacht om een of andere reden opeens op maximumsnelheid gaat varen. Wie niet heel vast slaapt, ontwaakt dan met een schok.
Iemand, die al heel weinig op dergelijke capriolen is gesteld, is de tandarts C. J. F. Klaassen en nog minder zijn slachtoffers, die de boor toch al te veel trillingen verwijten. Bij een normale vaart houdt de tandarts rustig zijn spreekuur, bijgestaan door een matroos-tandtechniker. Ook hier zijn alle opvarenden geregistreerd, althans hun gebitten, in een uitgebreid kaartsysteem. Aan de inrichting ontbreekt niets en voor de deur wachten de mannen op hun beurt, zoals overal ter wereld mensen wachten op tandheelkundig onderzoek De medische dienst aan boord van de Doorman is bijzonder goed geoutilleerd. De chirurg-smaldeelarts beschikt zelfs over een moderne operatiekamer, waarin hij niet alleen blindedarmoperaties kan uitvoeren, maar ook heel wat zwaardere ingrepen. Voor de dagelijkse dienst, verzorgd door de scheepsarts, zijn er een spreek- en onderzoekkamer, een laboratorium-apotheek en de ziekenboeg, het zaaltje waarin toegewijde verplegers hun werk verrichten.
Het blijft echter niet bij lichamelijke verzorging. Er zijn ook geestelijke verzorgers aan boord: vlootaalmoezenier pater H. Wessels en vlootpredikant ds J. Colenbrander. Zij gebruiken om beurten de kleine kapel, waarin als gevolg van het ruimtegebrek ook weleens theorie mitrailleurschieten of iets dergelijks wordt gegeven. De kapel is veel te klein voor de normale kerkdiensten. Deze worden dan ook gewoonlijk gehouden in de liftput van de hangar. Maar voor intiemere samenkomsten, voor avondgebed en dagsluiting, komen de gelovigen in het kerkje, dat door het modern aandoende schilderij "Het laatste avondmaal", de kruiswegstaties en het altaar wel een overwegend katholieke sfeer ademt. Ook door verenigingen en clubs, die onder leiding staan van de geestelijke verzorgers, wordt de kapel wel gebruikt en in het kleine bureautje hoort pater Wessels regelmatig biecht.
Die clubs, zoals de Christelijke Jongemannenvereniging, leveren een bescheiden bijdrage tot de oplossing van het probleem der vrijetijdsbesteding, waarmee men op vele schepen tobt. Aan boord van de Doorman moet dit massaal worden aangepakt. De filmvoorstellingen, die tegen een toegangsprijs van dertig cent bezocht kunnen worden, zijn voor honderden manschappen een telkens weerkerend middel van ontspanning. Zij komen daarvoor regelmatig bijeen in de hangar, waar twee- of driemaal per week een voorstelling wordt gegeven. Zittend en liggend op de vloer van de liftput - voldoende stoelen zijn er niet voor zoveel belangstenenden - volgen zij de avonturen van helden en schurken op het witte doek. De rolprenten circuleren voortdurend, zodat ook de officieren en onderofficieren er hun genoegen aan kunnen beleven. In normale omstandigheden en bij goed weer is het vliegdek uitermate geschikt voor sportwedstrijden, onder andere voor hockey. Een geliefde afwisseling is het bezoek aan vreemde havensteden en hoewel dit op zichzelf reeds een ontspanning is, worden dan soms bustochten georganiseerd naar bezienswaardigheden in de omtrek. Door deze tochten blijft er een zekere band tussen de opvarenden en komen zwakke broeders niet in de gelegenheid de havenwijken in te trekken. Ook in andere opzichten tracht men het leven aan boord zoveel mogelijk te veraangenamen, maar daarbij is men aan allerlei beperkingen gebonden. Er is een scheepskrant – de KaDo-Post - knutselaars beoefenen huisvlijt, anderen betrekken boeken uit de tamelijk goed voorziene bibliotheek, schaken, kaarten, dammen of zoeken een rustig plaatsje om te studeren. In verscheidene verblijven wordt met een zekere hartstocht zilverpapier verzameld voor een marinesanatorium. Er is een officier aan boord, die speciaal belast is met de zorg voor ontwikkeling en ontspanning, een belangrijke taak in een gemeenschap, die zozeer op zichzelf is aangewezen. Men mist niet alleen het gezinsverband, maar ook veel op cultureel gebied. Voor de muzikale ontspanning is een bureau amusementsradio aan boord, dat af en toe opgewekte klanken door de verblijven laat schallen. In verband met de vrijetijdsbesteding is het ook van belang, dat de rookartikelen aan boord spotgoedkoop zijn.
Gelegenheid om in rustige afzondering even met zichzelf alleen te zijn is er voor de meeste opvarenden van de Doorman niet. Misschien is er zulk een ogenblik, als zij onder de korrelige plafonds - die met verf en kurkstrooisel zijn aangesmeerd, waardoor zij geluiddempend en vocht absorberend zijn - op de grens van slapen en waken de nacht ingaan, schommelend in een hangmat of uitgestrekt op de harde matras in de houten bakken van de kooien. Voordien heeft men elkaar na de dagtaak kunnen ontmoeten in de recreatiezalen, althans de officieren en onderofficieren. Het recreatiezaaltje voor de manschappen is in verhouding tot hun aantal zeer bekrompen. Op de stoeltjes, die rondom kleine, met blauwe kleedjes opgesmukte tafels staan geschaard, kan nauwelijks vijf procent van hen een plaats vinden. Wanneer in deze ruimte de scheepstoko geopend is - de winkel aan boord - en men elkaar verdringt om waren in te slaan, is het er spoedig benauwend warm en van een rustig gesprek of het schrijven van een brief kan dan niet veel komen. Bij de verbouwing van het schip zal mogelijk ook voor dit vraagstuk een oplossing gevonden kunnen worden. De situatie is nu zo, dat de manschappen en korporaals eten, slapen en zich trachten te vermaken in hun eigen verblijven. Om tien uur gaan de lichten in de verblijven uit en weldra zijn honderden mensen in diepe rust, terwijl het schip hen door de nacht voert over de zware deining van de oceaan.
Het zijn het schip en de zee, die nooit hun wonderlijke aantrekkingskracht verliezen en die tezamen met de spannende bedrijvigheid van de vliegdienst een geheel eigen bekoring geven aan het leven op Hr Ms Karel Doorman. De matroos tweede klas, die zoëven nog “griepte” over het dienstverband, de gage en de waterige sla, staat met rode oren aan dek - hoewel niemand het hem kwalijk zou nemen, als hij in zijn hangmat kroop, omdat hij vrij van dienst is - en kijkt met grote ogen naar een Seafury in de start. Het schip stampt en trilt en werpt zich met kracht op de golven. Vliegtuigmotoren gaan daverend te keer en de wind jaagt als een storm over het dek.
|